U of jij?

Hoe spreek je jouw klanten aan, online? Met u of met jij? Ik kan u/je vertellen dat dit mij regelmatig hoofdbrekens bezorgt. Al is het op een website vaak duidelijker dan op social media. Zodra je je daar begeeft, wordt het een stuk lastiger. Vooral omdat je vaak samenwerkt met een team waarvan de een de stellige overtuiging heeft dat hij ‘u’ moet zeggen en weigert ‘je’ in de mond te nemen, terwijl de ander dat stijf en ouderwets vindt.

Hier een artikel dat ik vandaag op  Frankwatching vond. Een artikel waarin de voors en tegens van zowel u als jij worden besproken.  Met als boodschap: bezint eer ge begint.

Mag ik ‘je’ zeggen? IKEA doet het wel, Nespresso niet [4-stappenplan]

Flashback: een clinic van Epke Zonderland

Epke Zonderland werd dit weekend wereldkampioen aan de rekstok. Een paar jaar terug mocht ik les van hem hebben. Hoofdsponsor NS (toen ook mijn werkgever) deelde onder medewerkers en treinreizigers freecards uit voor een clinic. Onderstaand blog verscheen eerder op de intranetsite van NS.

´Dat kan ik ook. En dát ook!´ Mijn partner kan heerlijk onderuitgezakt commentaar geven op de turnkampioenschappen die we op tv voorbij zien komen. Ik corrigeer soms ´Dat kón je ook´, want laten we wel wezen, we zijn inmiddels twintig jaar verder. Nee zonder twijfel, als hij écht kan wat we op tv aanschouwen, dan is hij toch van een redelijk niveau. Ik heb hem alleen nog nooit in de ringen of aan de rekstok gezien. Ja, een handstand, dat wel. En dat is toch al meer dan wat ik kan (ervaring: gymles op de lagere en middelbare school).

Opdracht: maak de slagzin af en win een clinic met een van onze Olympische sporters Marleen, Edith, Gijs, Theo, Epke, Esther of Naomi. Eindelijk! Mijn kans om manlief in actie te zien. Ik twijfel geen moment en sla aan het dichten. Het resultaat is matig, maar ik schat mijn kansen hoog: het is vakantie.

Een paar dagen later krijg ik een mail. Gefeliciteerd! Je hebt een clinic met Epke Zonderland gewonnen! Euforisch bel ik mijn vriend. We gaan turnen met Epke! ´Maar het is al twintig jaar geleden…´ Waar is die zekerheid gebleven die ik op de bank altijd zie?

Vrijdag, Frans Ottenstadion. We komen de zaal binnen waar de winnaars en sporters zich verzamelen. In de hoek zit een collega te zwaaien die gaat rolstoeltennissen met Esther Vergeer. De tafel voor Epke is nog leeg. We gaan zitten. Twee studentes, die gewonnen hebben door gelukskoekjes uit te delen op Utrecht CS, sluiten aan. Ze zijn net als ik nagenoeg blanco. Raoul van 8 sluit zich aan met mamma en oma, die alles vastlegt op film. Later blijkt de groep voornamelijk uit 13-jarige turnstertjes te bestaan die hun hand niet omdraaien voor een salto in de lucht.

Epke komt kennismaken met het gezelschap. Hij vertelt dat hij zijn broer Johan, een vriend van het CIOS (sportopleiding) en een lange mat heeft meegebracht. Een rekstok kon helaas niet in de tennishal opgesteld worden. En ik had mij nog wel zo verheugd op de kunsten van mijn vriend…

We krijgen een pittige opwarming. We staan in een kring, iedereen mag een oefening bedenken. Epke staat tegenover mij, mij af te leiden als zijn sixpack onder zijn shirtje uitkomt bij het armen stretchen. De 8-jarige Raoul pijnigt ons met push-ups. Ik blijk één van de leniger dames te zijn. Ik ben dan wel geen dertien meer, maar krijg in spreidzit toch mijn neus op de grond. Respect!

Mijn doel op de mat is simpel: een radslag leren. Bij moderne dans moet ik die heel soms uitvoeren, en dat ziet er altijd belachelijk uit. Ik krijg een paar handige tips, doe zelfs een poging tot een ´arabier´ en na wat hulp kan ik zelfstandig een handstand met doorrol uitvoeren. Mijn zelfvertrouwen groeit met de minuut. Tussendoor laat Epke af en toe zijn kunsten zien en moet hij Raoul weer naar de mat trekken; te verlegen om mee te doen.

En mijn vriend? Die doet alles moeiteloos. Tot grote verbazing van alle aanwezigen, inclusief Epke en zijn broer Johan. Op het moment dat ik even afgehaakt ben en leuk fotootjes schiet, zie ik hem salto´s door de lucht maken. Hij kan het echt! De kleine trampoline wordt echter de doodsteek. Gepijnigd gaat hij langs de kant zitten. “M´n achillespezen”. Tsja, hardlopers van boven de veertig… Ik spring vrolijk verder. Op zeker moment val ik terug van de bok op de trampoline. Ik word opgevangen door Epke en Johan. Wat wil je nog meer? Mijn dag is helemaal goed. De spierpijn van morgen heb ik hier graag voor over.

Dit verhaal verscheen eerder op de intranetsite van NS