Elke dag een stapje – Sandra Westgeest

Interview voor de Verhalenbank van Sharing Arts Society

“Als kind zat ik altijd te knutselen. Maar er is een leeftijd dat je dat niet meer doet, want dan is dat niet cool meer. Net als leren: als je vriendjes het niet doen, is het niet cool om te leren. Als ouder zit ik er bovenop hoor! Denk aan de kansen die je mist als je nu je talenten verprutst.”

Ik ben op bezoek bij de Utrechtse kunstenaar Sandra Westgeest. De lichtsculptuur die zij met haar buurt Nieuw-Engeland maakte voor de Sint Maarten Parade in 2019 viel me op. Het was een replica in bamboe, wilgentenen en papier van de walvis Skyscraper die in de periode ervoor te zien was bij TivoliVredenburg. Die walvis was helemaal gemaakt van zwerfafval. Een belangrijk thema in het werk van Sandra. Ze wilde Skyscraper in leven houden met haar lichtsculptuur en aandacht vragen voor het afvalprobleem.

“Tot circa 2015 werkte ik in de bouw. Mijn achtergrond is vrij technisch; ik heb lerarenopleiding verftechniek gedaan. Een opleiding die vooral gedaan werd door zonen van familie-schilderbedrijven zodat ze later de zaak konden overnemen. Ik ben in de bouw gaan werken en bij dat bedrijf was het normaal dat je “flexibel” was. Dat wil zeggen: wel werken op momenten dat het hun uitkwam, ’s avonds of zo. Maar als ik de flexibiliteit wilde hebben om vrij te nemen als het belangrijk was voor mij, kon dat niet. Twee voltijdbanen en een gezin: het ging gewoon niet. Jammer genoeg is onze maatschappij nog steeds niet ingericht op die flexibiliteit.

Uiteindelijk ben ik gestopt bij dat bedrijf. Daar heb ik wel een paar jaar voor nodig gehad om dat te verwerken zeg maar. Het werk was leuk, maar het was niet te combineren. Ik ben gaan solliciteren, maar ik werd gewoon niet blij van wat ik tegenkwam. 

Mijn man verdiende gelukkig genoeg, dus ik had de luxe dat ik even rust kon nemen en me kon oriënteren op waar mijn talenten lagen. 

Ondertussen werd zwerfafval een ding waar steeds meer mensen en organisaties mee bezig waren. Ik was op vakantie in Puglia, in Zuid-Italië. Daar zag ik dat de hele kustlijn vervuild was met plastic. Zichtbaar en bijna onzichtbaar. Ik nam mezelf voor om elke dag wat op te rapen van straat. Ik raap nog steeds: blikjes, plastic, mondkapjes. Mensen vinden dat over het algemeen raar en vies, als je dat doet. Terwijl het eigenlijk de norm zou moeten zijn, vind je niet? Ik besloot dan maar all the way te gaan en er een speciaal pak bij aan te trekken [een knalgeel pak a la Uma Thurmann in Kill Bill met een afvalknijper in plaats van een zwaard, red.].

Uiteindelijk was dit de stap naar mijn nieuwe carrière als kunstenaar.  Als kind was ik creatief; in de tussenliggende periode dat ik keihard werkte was ik dat eigenlijk vergeten. Dan lag ik ’s avonds voor pampus op de bank. Nu had ik de rust, en de creativiteit kwam weer terug.

Ik begon vrijwel meteen om van de blikjes kevers te maken. Ook al was het maar 10 minuten, ik deed elke dag iets. Elke dag een stapje. Dat was mijn leerpad. Daarnaast had ik een plan. Ik dacht elk jaar na wat ik het jaar erop wilde bereiken. En ik keek naar hoe andere kunstenaars hun werk presenteerden. Dat gaf mij een duidelijk beeld van wat ik wel en niet wilde bereiken. Ik streef naar steeds hoger. Mensen om mij heen drukken soms op de juiste knop: het moet beter, zei mijn galeriehouder. Goed, dan wordt het beter, dan werk ik harder.

Sinds november vorig jaar heb ik een atelier waar ik in alle rust kan werken. 

Mijn werk wordt nu verkocht op kunstbeurzen en via een galerie. De beurzen liggen nu stil door corona, maar als een handelaar tien werken meenam, verkocht hij ze allemaal. Ik kan zeggen dat mijn werk vooral populair is in Denemarken, Japan en Californië. Daar is zwerfafval denk ik ook een issue. En Denen houden van insecten, haha.

Ik maak nu bijna 6 jaar kevers, onder het motto #elkedageenkever. Ik oriënteer me nu op de volgende stap. Zo maak ik nu een soort tweeluik met een fotografe die een detail van een bloem heeft gefotografeerd. Mijn kever – hij ligt hier nu op de werktafel – is daar een antwoord op.

Ik hou van de glans van blik en had gelijk de associatie met het schild van een kever. Red Bull-blikjes vind ik vreselijk. Daar zijn er teveel van en het ontwerp is lelijk. Ik heb hier een Heineken-blikje, die hebben een verschrikkelijke fout gemaakt: hun blikjes zijn tegenwoordig mat. En dat terwijl ik juist nog een Heineken-kever wilde maken met een glanzend groen schild! Wie schetst mijn verbazing dat ik vervolgens op weg naar mijn atelier op een industrieterrein een “oud” Heineken-blikje in de berm vind? Vast uit de cabine gegooid door een van die Poolse vrachtwagenchauffeurs die hier af en aan rijden.

Ik vraag mensen die op vakantie gaan om een exotisch blikje mee te nemen. Ik houd me aanbevolen voor een mooi Thais blikje. Zelfs de Red Bull-blikjes zijn daar anders. 

Ik heb zelf mijn weg gevonden door het toeval dat ik mijn baan kwijtraakte. Ik leer nog steeds. En ik zie nieuwe talenten die ik nu beter benut. Bij mijn kinderen let ik ook op hun talenten, ik stimuleer ze daarin. Mijn zoon gaat volgend jaar naar X11, een creatieve middelbare school waar je een portfolio moet inleveren voor de toelating. Daar begint de kansenongelijkheid misschien al: als je als ouder geen idee hebt wat een portfolio is [een overzicht waarin je laat zien wat je allemaal kan, red.] of hoe je dat aanpakt, heeft jouw kind al minder kansen. Gelukkig is er op X11 veel extra begeleiding voor kinderen uit gezinnen waar dat soort zaken niet vanzelfsprekend is.”

Na ons gesprek appt Sandra mij een songtekst van Racoon, Oceaan. “Ik zette in de auto de radio aan en Racoon zong: “Ik ben een eikel maar ik leer”. Ik luisterde het lied en hoorde er een nieuwe betekenis in na ons interview.

“Het leven jaagt geen angst meer aan
Ik heb al zo ver moeten kruipen
Het laatste stuk zal ook wel gaan
Tot ik ga staan.”

“Mijn eye opener was dat ik analytisch vermogen nodig had in mijn vorige baan. Ik vergat dat juist de keerzijde me krachtig maakte. Namelijk: ik zie verbanden die (nog) niet (logisch) zijn.  Nu, in mijn huidige werk buit ik dat uit en brengt het me verder. En het blootleggen van verbanden voelt soms als zwemmen tegen de stroom in, of schoppend tegen zere benen. “Ik ben een eikel maar ik leer.” 

“Er is verrekte veel te zeggen
En te liegen nog veel meer
Heel veel bagger bloot te leggen
Al doet het graven nog zo’n zeer
Ik ben een eikel maar ik leer.”

website Sandra Westgeest

Eigenlijk ben ik heel rijk – Britt Dorenbosch

Interview voor de Verhalenbank van Sharing Arts Society, oktober 2020.

Britt Dorenbosch is kunstenares. Samen met haar gezin woont zij in de Kersenboomgaard; een verzameling woningen met ateliers aan huis, speciaal voor kunstenaars. Het bijzondere gebouw ligt midden in Leidsche Rijn en grenst aan een kersenboomgaard met moestuin.

Britt won een aantal jaar geleden het K.F. Hein Stipendium, een aanmoedigingsprijs voor jonge kunstenaars. Daarmee kreeg zij de gelegenheid zich professioneel te ontwikkelen en mocht ze exposeren in het Centraal Museum. Britt doet in 2020 mee aan de Sint Maarten Parade-masterclass van Jurrian van den Haak, waar iedereen die de kneepjes van de wilgentenen wil leren, in acht lessen een eigen lichtsculptuur maakt. 

“Ik ben heel blij dat deze cursus gratis is, dat maakte voor mij dat ik er niet lang over na hoefde te denken of ik mee zou doen. Ik vind leuk om te zien dat de masterclass zulke verschillende mensen samenbrengt. Het is echt een uitdaging om driedimensionaal te werken, al merk ik wel dat mijn eigen ‘handtekening’ erin zit. 

Door de cursus van Jurrian ging ik meer nadenken over arm en rijk en mijn eigen ervaringen. Maar ook moest ik denken aan toen ik anderhalf jaar geleden moeder werd, dat is een enorme verrijking. Armoede kan ook emotionele armoede betekenen. Zoals het gemis van een aanraking. Vandaar dat we ook de handen als thema hebben in de masterclass. Handen zijn heel betekenisvol, handen kunnen aanraken, optillen, omhelzen of bedelen. 

Ken je die tv-serie “Waar doen ze het van?” Daar zie je een man bij wie maandelijks tienduizenden euro’s op de rekening binnenkomt. Maar die man werkt alleen maar en ziet zijn kinderen nauwelijks. Wat is dan de winst om zoveel geld te hebben? Dat is toch ook een vorm van armoede.

Ik zou meer willen werken, ik vind dat ik te weinig verdien. Maar ik heb nu ook de vrijheid om tijd te besteden aan mijn kind, aan familie en vrienden. 

Mijn vriend is animator. We stoppen evenveel tijd in ons werk, maar de een krijgt er meer geld voor dan de ander. Hij werkt meer in opdracht en ik ben autonoom kunstenaar. Ik zou ook wel meer in opdracht willen werken. Hoe langer ik in het vak zit hoe meer ik merk dat de betaling van kunstenaars niet klopt. Als je net afgestudeerd bent denk je: dat hoort erbij. Maar ik ben nu zeven jaar verder, heb veel bijgeleerd, veel ervaring, ik weet wat ik aan het doen ben, dus ik doe niet meer iets voor hetzelfde geld als toen ik afgestudeerd was. Maar dan zegt een opdrachtgever: voor jou iemand anders. 

Omdat ik een kind heb, kijk ik wel naar hoeveel tijd ik effectief aan iets wil besteden. Als iets in verhouding teveel tijd kost en te weinig opbrengt, doe ik het niet. De tijd dat ik als avondeten snel iets naar binnen schoof en ’s avonds lekker doorwerkte, is verleden tijd. Ik moet efficiënter mijn geld verdienen. Je wordt wel zakelijker. 

Gaandeweg heb ik geleerd wat de waarde van mijn werk was. Op de academie leerde je wel hoe je prijzen berekent. Van vrienden en collega’s leerde ik de afweging maken, dat heeft tijd gekost. En op de site kunstenaarshonorarium.nl kun je berekenen wat je minimaal betaald hoort te krijgen voor een expositie. In praktijk is het vaak anders.

Het zou fijn zijn als dit soort bedragen standaard zijn voor kunstprojecten. Dat deze richtlijn overal wordt gebruikt. Dan zouden veel minder kunstenaars naar een bijbaan hoeven zoeken. Loon naar werk is niet altijd vanzelfsprekend in de kunstwereld, ook als je in opdracht werkt. 

Het idee dat een kunstenaar enkel werkt vanuit de noodzaak om kunst te maken, is inmiddels wel een beetje achterhaald. Het is het leukste beroep dat ik heb gehad en heb, maar ik zie het wel als een onderneming. 

Corona zorgt ervoor dat geld en opdrachten wegvallen. Gelukkig heb ik voor een dag in de week een bijbaan en was er de Tozo, dat is natuurlijk heel fijn, maar daar konden we net de huur van betalen. Ik heb ook geprobeerd om werk te verkopen via Instagram, heb ook wel een paar werken verkocht op die manier. Ik zie wel dat het een medium is om geld te verdienen, maar ik weet niet of het me genoeg oplevert in verhouding met de tijd die ik er in stop.

Ik heb ook wel geleerd dat je niet moet denken vanuit je eigen financiële situatie. Zo heb ik wel eens heel makkelijk werk verkocht waarbij ik dacht: als het voor jou zo makkelijk is dit bedrag uit te geven, moet ik er dan niet meer geld voor vragen? Wat voor jou heel veel geld is, is voor anderen een koopje. Dat zag ik bijvoorbeeld toen ik bij Ikea werkte en mensen heel gemakkelijk een keuken kochten die ik zelf niet zou kunnen betalen. 

Aan het einde van de lockdown-periode heb ik een groot werk verkocht aan Museum Voorlinden. Dat was niet alleen extra geld wat er binnenkomt, maar ook een extra stempel op mijn stempelkaart voor kunstenaarschap.

Het is als kunstenaar heel belangrijk om te laten zien dat je er nog bent, dat je bezig bent. Het is geen ongebruikelijke vraag in de kunstwereld: doet die nog wat? Van sommige mensen die heel veelbelovend waren hoor je niks meer. En dat is ook een belangrijke kwestie als je moeder wordt. Ik merk dat ik het gevoel heb dat ik moet laten zien dat ik er nog ben. Ik voel dat kunstenaarschap – en carrière überhaupt – en moederschap met elkaar in een spagaat zitten. Niet voor niets is kunstenaarschap en moederschap een onderwerp in feministische kunst. En is het moeilijk om ergens een residentie te doen omdat je je gezin niet kunt meenemen. Kunst en kinderen lijken niet bij elkaar te horen. 

Het zou fijn zijn als de samenleving gewoon verwacht dat vrouwen nadat ze een kind krijgen weer aan de slag gaan. Dat de partner een deel van de zorg en de huishouding op zich neemt. En dat het vanzelfsprekend is dat een kind naar de opvang gaat, daarmee creëer je ruimte. 

Ik had kunnen kiezen voor een baan waarmee je meer geld kon verdienen. Maar toen ik studeerde dacht ik niet zozeer aan geld, ik dacht aan wat ik leuk vond om te doen. Toen ik van de middelbare school kwam zei mijn handenarbeidjuf: volgens mij moet jij naar de kunstacademie. Ik dacht: dat heeft mijn moeder gedaan, daar kun je geen geld mee verdienen, mijn moeder zorgde fulltime voor ons. Ik had geen idee van wat ik wilde worden. Ik ben in antropologie geïnteresseerd, in hoe culturen verschillen. Waarom is Groningen zo anders dan Limburg? Maar toen ik bij Antropologie ging kijken, ging het alleen maar over Afrika. Dus werd het Sociologie, maar dat bleek een soort Maatschappijleer te zijn, wat ik het allerstomste vak van de middelbare school vond. Ik heb de studie afgemaakt, en gelukkig kregen we wel antropologische vakken. 

Zo heb ik stage gelopen bij het Meertens Instituut. Ik had wel interesse in muziek, dus deed daar onderzoek naar de technoscene en hoe groepen werken. Wanneer val je erbuiten en wanneer val je erbinnen? Onderzoek naar cultuur en identiteit vormt nu eigenlijk ook de basis van mijn werk.

Mijn studie Sociologie heb ik wel afgemaakt, maar eigenlijk wist ik al tijdens mijn studie dat dit niet was wat ik wilde. Ik ben daarna naar de kunstacademie gegaan, je kon toen nog net een tweede studie doen zonder dat dat heel veel geld kostte. Ik ben wel blij dat ik eerst een andere studie heb gedaan. De kunstacademie vraagt toch meer zelfonderzoek, het was goed dat ik wat ouder was dan 18. Maar jongere studenten na mij hebben wel een sterkere band met elkaar. Samen uitgaan, vriendschappen.

We wonen hier op een topplek natuurlijk, ik ben heel tevreden. Het is sociale huur, dus als het minder gaat met inkomen en werk kun je huurtoeslag aanvragen. 

Ik heb soms zorgen over geld, maar omdat mijn vriend beter verdient, zijn die zorgen niet zo belemmerend dat we er heel veel last van ondervinden, dus eigenlijk ben ik heel rijk. Ik vind mijn werk heel fijn, heb een mooi gezin, een prachtig huis en fijne buren waarmee je samen kan werken. En ik heb eten in de moestuin! We delen in principe de moestuin met de andere buren, maar ik ben de enige die er tijd in steekt. We hebben een grote vriezer.

We denken wel eens: moeten we niet een huis kopen? Mijn ouders hadden een koophuis, een baan. Die vanzelfsprekendheid is wel een beetje weg. Een leuk boerderijtje kopen buiten Utrecht? Dat blijft een droom. 

Wat mijn wens is? Dat hou ik bij mezelf, omdat mijn werk daar ook over gaat. Het woord dat in mij opkomt: gelijkwaardigheid. Gelijkwaardigheid in liefde, in geld. Evenwicht, balans. Soms kan je je wat minder goed voelen maar wel rijk voelen. Je kan diepe dalen hebben maar ook hoogtepunten. Als ik dat zou hebben, die balans, gelijkwaardigheid, lijkt me top. Misschien heb ik dat al. En ja, misschien geldt dat ook wel voor de hele wereld.”

Website Britt Dorenbosch